Cherry Eye

Een cherry-eye bij de hond is een afwijking van het oog, of eigenlijk van een traanklier bij het oog. 

De traanklier die zich normaal achter het derde ooglid bevindt, is bij een cherry-eye opeens zichtbaar in de ooghoek van uw hond. 

De oogaandoening genaamd "cherry-eye" lijkt vooral voor te komen bij Molossers zoals de Cane Corso,

met name bij de honden met brede en strakke hoofden met een relatief korte snuit. 

Vaak komt het al op jonge leeftijd tot uiting, rond de 3 á 4 maanden is het gemiddelde.

Echter zijn ook hierin uitzonderingen, bijvoorbeeld honden die een cherry eye krijgen op latere leeftijd.

De naam "cherry-eye" klinkt anders dan "hyperplasie van de glandula membrana nictitans".

Toch bedoelen we met beide benamingen hetzelfde. 

In beide gevallen bedoelen we dat in de binnenzijde van de ooghoek een roze bobbel zichtbaar wordt. 

De aandoening is zeker niet levensbedreigend, maar kan behoorlijk wat irritatie veroorzaken. 

 

De afvoer van het traanvocht wordt belemmerd en als gevolg hiervan zal de plooi van de neus gaan ontsteken,

omdat het traanvocht over het ooglid druppelt en een "traanstreep" is het gevolg. 

Daarnaast kan door irritatie, o.a. door schuren en wrijven aan het oog, een forse ontsteking van het oog ontstaan. 

Meestal zal in het eerste levensjaar deze aandoening optreden.

De oorzaak is niet geheel duidelijk, er wordt gedacht aan een te slappe bevestiging van het derde ooglid (membrana nictitans),

waardoor het derde ooglid vrij snel om kan slaan. 

 

Hierdoor wordt de traanklier (glandula membrana nictitans) die aan de binnenzijde van het derde ooglid aanwezig is zichtbaar.

Een mogelijk andere oorzaak is dat er eerst een ontsteking in het oog aanwezig is,

die een vergroting van de klier geeft, waarna het derde ooglid de druk niet meer kan weerstaan en omslaat. 

 

Uit eigen onderzoek bij ongeveer honderdzestig patiënten bleek dat de honden die aangeboden werden voor behandeling van een "cherry-eye" in 95% van de gevallen een te lage traanproductie hadden in het aangedane oog en bij ongeveer 50% was de traanproductie van het "gezonde" oog ook te laag. 

 

Wat bij al deze patiënten opvallend is, is dat ze meestal aangeboden worden met een eenzijdig probleem, maar indien men de andere zijde niet behandeld, deze na enige weken tot maanden ook behandeld dient te worden. 

Er is dus waarschijnlijk sprake van een erfelijke aanleg tot het krijgen van deze aandoening.


De behandeling van een "cherry-eye" kan op verschillende manieren uitgevoerd worden. 

Vaak wordt eerst getracht om met behulp van zalven en masseren het omgeslagen derde ooglid op zijn plaats te krijgen.

Meestal lukt dit echter niet en is het noodzakelijk om operatief in te grijpen. 

Vroeger werd dan het gehele derde ooglid verwijderd, dit ging onder plaatselijke verdoving en was een zeer kleine ingreep.

Inmiddels is bekend geworden dat het belangrijk is om de traanklier te behouden. 

 

De klier produceert immers traanvocht en dit vocht is belangrijk om het hoornvlies vochtig te houden, te voeden en om infectie van het oog te voorkomen.

Bij vermindering van de productie van traanvocht zal het oog dus sneller uitdrogen en ontsteken. 

De operatietechniek die nu meestal wordt uitgevoerd is er dus op gericht de traanklier te behouden. 

Hierbij wordt of de traanklier naar beneden weggehecht of er wordt aan de binnenzijde van het derde ooglid een "envelop " gemaakt waar de traanklier in wordt gehecht. 

Het gevolg van beide methoden is dat het derde ooglid naar beneden aan de oogzijde wordt gefixeerd en de traanklier van het derde ooglid niet meer boven de rand van het derde ooglid zichtbaar wordt. 

 

Je zou dus denken dat er enkel voordelen zitten aan deze methode.

Er zijn ook een paar kleine nadelen verbonden aan deze methode: 

• De hond moet onder algehele narcose 

• Er bestaat een kans dat de hechtingen uitscheuren en dat het derde ooglid toch weer omklapt en de traanklier tevoorschijn komt.

Herhaling van de operatie is dan noodzakelijk. 

• Na de operatie kan er enige dagen tot weken zwelling optreden rond het derde ooglid.

 

Ondanks dat er inmiddels meer duidelijk is omtrent deze aandoening blijven er toch nog veel vragen. 

O.a. hoe is de vererving van deze aandoening, is er sprake van te geringe traanproductie met als gevolg een "cherry-eye" of is er eerst een ontsteking met als resultaat een verminderde traanproductie. Kortom het kip en het ei verhaal. 

Tot op heden is dit nog niet bekend.

Ouder dieren selecteren op meer opvulling onder het oog lijkt te helpen een cherry eye bij pups uit deze ouders te voorkomen en deze aandoening te elimineren.

 

Een cherry eye is zeker niet levensbedreigend, maar kan behoorlijk wat irritatie veroorzaken.