Gedragsproblemen hond erfelijk

Gepubliceerd op 1 december 2023 om 10:29

Predispositie of erfelijke aanleg bv angst, agressie, prikkelbaarheid. Het karakter van de hond wordt bepaald door 2 factoren: de genen die hij/zij van de ouders meekrijgt en de omgevingsfactoren of maw de opvoeding en prikkels waaraan de pup wordt blootgesteld.

Agressie bij honden: Wat is agressief gedrag?

 

Agressie bij honden is een serieus gedragsprobleem. Volgens de Raad van Beheer vinden er per jaar ongeveer 150.000 gerapporteerde bijt incidenten richting mensen plaats. Naast dit schokkende aantal, zijn er dus nog de ongerapporteerde incidenten en beten richting andere honden en dieren.

Hoe kan het toch zo vaak fout gaan? Waarom ontwikkelen zoveel honden agressief gedrag?  

verlaagde lichaamshouding bij een hond

De kenmerken van agressie bij honden

 

Een agressieve hond kenmerkt zich door een specifieke lichaamshouding en eventuele waarschuwingssignalen die gegeven worden. Zo heb je twee soorten agressie: defensieve (verdedigings) agressie  en offensieve (bedreigende) agressie. Deze twee agressie vormen worden heel verschillend geuit.

Bij de defensieve versie kruipt de hond in elkaar, met een lage lichaams- en staarthouding en de oren naar achter gedraaid. Deze hond zal pas bijten, wanneer hij echt nergens meer heen kan. De offensief agressieve hond gedraagt zich juist actief bedreigend, met een hoge lichaams- en staarthouding en de oren naar voren gericht.

De uiting van agressie kent drie gradaties:  licht, gemiddeld en zwaar. De gradaties kunnen herkend worden vanuit verschillende gedragssignalen.

Lichte agressie

  • Licht verlaagde lichaamshouding
  • Enigszins verlaagde of verhoogde staarthouding (spanning)
  • Oren licht naar achter gedraaid
  • Stress signalen

 

Gemiddelde agressie

  • Borstelen (nekharen staan overeind)
  • Blaffen
  • Brommen
  • Gespannen lichaamshouding
  • Mondhoeken naar achter trekken
  • Neus rimpelen (optrekken voorste deel van de snuit)
  • Oren naar achter draaien, in lage positie of juist actief naar voren gericht
  • Tongelen (snel over de neus likken)

 

Zware agressie

  • Bestormen
  • Bijten
  • Grommend blaffen
  • Happen (waarschuwingssignaal)
  • Laag, aanhoudend grommen
  • Onafgebroken staar (oogcontact)
  • Oren naar achteren draaien en plat in de nek leggen
  • Verstijfde lichaamshouding
  • Tanden ontbloten

Voorkomen dat een hond agressief gedrag vertoont

 

 

De basis bij voorkomen van agressie ligt als eerste bij de fokker die de combinatie maakt van twee ouder dieren.

Daarnaast is een volledige, consequentie opvoeding en training van groot belang.

Dit betekent dat aan de socialisatie voldoende aandacht en tijd besteed dient te worden.

Uit deze consequente training, komt ook voorspelbaarheid voort.

Hoe meer de hond weet wat er gaat gebeuren, hoe meer er een gevoel van controle en zekerheid ontstaat.

En juist onzekerheid leidt tot angst, wat de kans op agressie vergroot.

 

Men denkt vaak dat juist zelfverzekerde honden de meest agressieve zijn.

Zij zullen toch veel waarde hechten aan hun status en deze fel verdedigen?

Doorgaans echter, zijn juist de onzekere honden veel feller en impulsiever.

De zelfverzekerde hond heeft meer berusting over zijn positie en bevestigt deze alleen bij provocatie.

Wist je dat!?

Vooral honden afkomstig uit grote kennels het meeste risico lopen om gedragsproblemen te ontwikkelen!

Heeft de fokker 10+ honden en zitten deze in kennels? Koop hier dan liever geen puppy.

Oorzaken en gevolgen

 

In vrijwel alle gevallen spelen vele factoren een rol bij het ontstaan van gedragsproblemen.

 

Erfelijke aanleg of predispositie

 

Evenmin als andere dieren komen honden "blanco" ter wereld, maar met een genetisch bepaalde aanleg die in wisselwerking met de omgeving zich ontwikkelt tot het volwassen gedrag.

Vergeleken met wolven vertonen honden zelfs een veel grotere diversiteit aangezien tijdens het domesticatie-proces bij verschillende types, slagen of rassen de selectie gericht is op soms zeer uiteenlopende eigenschappen, die weliswaar reeds bij de wolf aanwezig zijn, maar niet in de nadrukkelijke vorm als bij onze hedendaagse vaak sterk gespecialiseerde rashonden.

 

Men denke slechts aan de verschillende karaktertypes van b.v. waak- en verdedigingshonden, schepershonden, meutehonden, staande jachthonden, windhonden en vechthonden. Bij ieder van de genoemde en niet-genoemde honden is het accent gelegd op een bepaald aspect van het gegeneraliseerde wolvegedrag, vaak ten koste van andere aspecten.

 

Indien de ontwikkeling van het gedrag op de juiste wijze begeleid wordt, zullen zich geen moeilijkheden voordoen, maar bij een minder goede of verkeerde omgang - b.v. door onwetendheid van de betrokken eigenaren - kunnen problemen ontstaan samenhangend met de karakteraanleg, dus vaak specifiek voor een bepaald ras of type.

 

Van nature moedige honden (Rottweiler, Bouvier) kunnen hun omgeving gaan terroriseren en heten dan "agressief" of zelfs "gevaarlijk".

Alerte en stress-gevoelige honden (Duitse en Belgische Herders) worden zo soms schrikachtig of bijterig en heten dan "onbetrouwbaar" of "vals".

 

Jachthonden met hun grote bewegingsbehoefte worden zo tot overactieve, nerveuze dieren en zelfs de onverstoorbare vechthonden (Boxers en Bulldoggen) reageren onder ongunstige omstandigheden soms verkeerd op kinderen.

Sommige windhondenrassen (Afghaan) tenslotte kunnen zo eenzelvig, ondoorgrondelijk en uiteindelijk onhandelbaar worden.

 

Bij reconstructie van het ontstaan en het verloop van de problemen, blijkt bijna altijd dat door een juiste behandeling van de hond, rekening houdend met zijn specifieke karakteraanleg, de klachten vermeden hadden kunnen worden.

 

Behalve deze invloed van de verschillen in erfelijke aanleg voor gedrag bij verschillende rassen in het algemeen zijn er enkele speciale gevallen, die als erfelijke afwijkingen berucht geworden zijn.

 

Het etiket "erfelijke afwijking" wordt naar onze ervaring te lichtvaardig gebruikt en leidt tot gevaarlijke stigmatisering van een bepaalde hond of zelfs van een heel ras.

Invloed van vroege ervaringen (Frijlink, 1979)

 

De hogere gewervelde dieren leren in het algemeen hun soortgenoten kennen door een inprentingsproces.

Afhankelijk van de diersoort vindt dat proces vroeger of later na de geboorte plaats.

Honden vormen op deze algemene regel geen uitzondering, maar zij staan - evenals andere huisdieren - wel voor de opgave behalve hun echte soortgenoten ook de menselijke verzorgers in meerdere of mindere mate als sociale partners te leren accepteren.

 

De gevoelige periode voor inprenting bij honden tussen de leeftijd van 3 en 12 weken met een periode van optimale gevoeligheid tussen 5 en 8 weken. In kynologische literatuur wordt meestal van "socialisatie-periode" gesproken.

 

Jonge honden die in deze periode onvoldoende ervaring met mensen, maar ook met omgevingssituaties krijgen, zullen daar later nog slechts met moeite aan kunnen wennen.

Vaak zal gedurende het hele leven van de hond een zekere schuwheid, terughoudendheid of een "niet" op zijn gemak zijn waargenomen kunnen worden.

 

Vooral honden afkomstig uit grote kennels of boerderijen (!) lopen het risico de nadelige gevolgen van een gebrek aan vroege ervaring met mensen en omstandigheden te ondervinden, als zij niet tijdig (d.w.z. op een leeftijd van ca. 8 weken) geplaatst worden.

Dikwijls maken kynologische praktijken, zoals het tatoeëren, het (verboden!) couperen van de oren of fokvoorschriften van rasverenigingen plaatsing op dit vroege tijdstip onmogelijk.

In die gevallen dient de fokker doordrongen te zijn van het belang van dagelijkse, individuele omgang met de pups.

 

Dikwijls komt onvoldoende vroege ervaring slechts tot uiting in lichtere of ernstigere contactstoornissen met mensen.

Dergelijke gevallen zijn wel toegankelijk voor therapie, hoewel een 100% bevredigend resultaat soms moeilijk te bereiken is.

In die gevallen, waarin van ernstige deprivatie sprake is, ontstaat het zgn. "kennelsyndroom".

 

Een dergelijke hond vertoont bij benadering shock-verschijnselen zich uitend in "bevriezen" in soms bizarre houdingen, laten lopen van ontlasting en urine, sidderen over het hele lichaam, gestoorde motoriek, speekselvloed en angstexpressie (oren in de nek, staart ingeklemd, angstgrimas).

 

Dergelijke gevallen zijn tot nu toe nog niet toegankelijk gebleken voor therapie.

De overeenkomst met sommige afwijkingen waarbij een erfelijke predispositie wordt vermoed, ligt voor de hand.

Het lijkt inderdaad mogelijk dat de inprentings- of socialisatie-periode en -gevoeligheid bij de betrokken honden afwijkt van wat normaal is voor honden. 

Rangorde-problemen

 

In de omgeving met honden dient men zich terdege de natuurlijke achtergrond van het sociale gedrag van de hond te realiseren nl. de sociale organisatie van de wolventroep.

Ter voorkoming van schadelijke agressie en als waarborg voor een goed gecoördineerd gezamenlijk optreden bestaan binnen de troep stabiele onderlinge verhoudingen, vooral in de vorm van een strikte rangorde.

Slechts één wolf kan aanvoerder zijn en het past in het natuurlijk bestel dat ook één lid van de troep de laatste plaats inneemt.

 

De hond heeft als gedomesticeerde wolf de wolventroep geruild voor het huisgezin waarvan hij deel uitmaakt.

In deze familieroedel is er slechts één positie waarin hij probleemloos kan functioneren, nl. de laagste plaats in de rangorde. Iedere andere plaats impliceert nl. dat hij leiding moet geven aan een deel van of zelfs het hele gezin, een verantwoordelijkheid die een hond niet kan dragen en die dus met onophoudelijke frustratie gepaard gaat.

 

Bovendien zal zo'n hond zich genoodzaakt voelen corrigerend op te treden t.o.v. gezinsleden door dreigen en bijten.

Een hond die vreemden vriendelijk bejegent maar eigen gezinsleden bijt is dan ook niet -vals- maar in de regel een hond met rangordeproblemen.

Het antwoord op de vraag of men de voerbak of een kluif zonder moeilijkheden van de hond kan afnemen, is wellicht de beste indicatie voor deze categorie problemen. Bij een goed gevestigde rangorde zal de hond dit als vanzelfsprekend toelaten, als hij protesteert, dreigt, verdedigt of zelfs bijt, schort er altijd iets aan de juiste verhoudingen.

In deze tijd, waarin iedereen voor zijn rechten opkomt, inspraak en medezeggenschap opeist, willen vele mensen maar moeilijk accepteren dat honden wat dat betreft in een andere wereld leven en slechts dan goed kunnen functioneren, wanneer er t.o.v. hen duidelijke gezagsverhoudingen bestaan.

 

Bij problemen van deze aard kunnen gehoorzaamheidsoefeningen zoals E.G.- en G.&G.-cursussen van kynologenclubs, leidend tot een behoorlijk appèl, verrassend goede resultaten opleveren.

Ook bij het houden van twee of meer honden kunnen rangordeproblemen veel narigheid veroorzaken.

Het menselijk meegevoel brengt velen er toe in zulke gevallen de natuurlijke rangorde tussen de honden niet te respecteren en juist extra aandacht en liefkozingen aan de onderliggende partij te schenken.

 

Het dominante dier kan dan niet anders dan zijn rechten opeisen en de doorbroken rangorde weer herstellen.

Eindeloze vechtpartijen, uiteindelijk leidend tot totale onverdraagzaamheid zijn het resultaat.

Van alle problemen met honden heeft veruit het grootste aantal met de rangorde te maken.

Het is verheugend, dat problemen van deze aard betrekkelijk eenvoudig en volledig te corrigeren zijn met vooral bij goed gemotiveerde eigenaren blijvend resultaat.

Slotopmerking

 

Behandeling van gedragsproblemen is om uiteenlopende redenen tijdrovender dan de meeste andere veterinaire verrichtingen.

Het verdient daarom wellicht aanbeveling een speciaal spreekuur in te stellen voor deze en andere gevallen, waarin extra tijd en aandacht noodzakelijk is.

 

Een verder punt van verschil is, dat in de regel de eigenaar zelf de verbetering tot stand moet brengen, of daar in ieder geval in belangrijke mate toe moet bijdragen.

Wellicht kunnen in sommige gevallen psychofarmaca een bijdrage leveren maar uiteindelijk zal de oorzaak van het probleem moeten worden weggenomen en deze ligt, zoals uiteengezet, vrijwel altijd in de verhouding baashond.

Verbetering daarin kan slechts worden bereikt door het goed motiveren van de eigenaar en het bijbrengen van tenminste enig inzicht in het sociale gedrag van de hond en de werking van beloning en straf.

Waarschuw in ieder geval tegen harde straffen (slaan e.d.), niet alleen bereikt men daarmee niets, het zal zelfs maar al te vaak oorzaak worden van nieuwe problemen.

 

Tot slot wel het allerbelangrijkste van en voor ieder, die met gedragsproblemen bij honden geconfronteerd wordt: in veruit de meeste, zo niet bijna in alle gevallen ligt de oorzaak van de problemen bij de fokker en niet bij de hond!

Reactie plaatsen

Reacties

Er zijn geen reacties geplaatst.